donderdag 25 oktober 2007

Toon versus de Stad Antwerpen, P.V. AN.98.LB.660112/2007

Op 9 oktober werd ik geverbaliseerd voor het maken van één of meerdere overtreding(en) op het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Enkele dagen later kreeg ik het PV in de bus: tijdens een patrouille hadden Inspecteur Glenn DH en zijn overste mij betrapt op het besturen van mijn fiets zonder handen, en toen ze mij hierop attent maakten, reed ik gewoon door. Dat stond zo, of misschien iets formeler in het PV.

Ik kon hier bezwaar tegen aantekenen.

Volgt u even mee.

*

Geachte,

Met dit schrijven wens ik bezwaar te maken tegen het Proces Verbaal met het nummer AN.98.LB.660112/2007. Zoals aangegeven, erken ik een inbreuk te hebben gepleegd tegen het verkeersreglement. Echter op basis van artikel 1 van het Antwerpse politiereglement (Afdeling 1 – Toepassingsgebied), meen ik te kunnen motiveren dat de boete ongegrond is.

Deze regel geeft immers aan in welke geest het reglement moet worden geïnterpreteerd. Bedoeling is de inwoners te laten genieten van de voordelen van een goede politie'. Gelieve hieronder enkele inconsequenties op te merken die in mijn voordeel pleiten.

De feiten vinden plaats in de Boomgaardstraat (zie hiervoor bijgevoegd plan). Op maandag 8 oktober, kom ik omstreeks 10u terug van bakkerij de Connaisseur, gelegen verderop in de Boomgaardstraat. Ik fiets daar bijna iedere dag naartoe en ken de weg dus door en door, en kan bijgevolg perfect het verkeer inschatten. Ik geef toe zonder handen te hebben gereden over de afstand die ik aangeduid heb op bijgevoegd plan, maar wil u attent maken op het feit dat ik te allen tijden in een fractie van een seconde kan uitwijken en remmen mocht dit moeten. Op een bepaald moment (punt aangeduid met '(1)') komen uit de andere richting een paar wagens (ik reed richting Grote ) Steenweg, zij dus richting Berchem station) waarvan één politiewagen, en op het moment dat ze mij kruisen, hoor ik een korte 'tuut', amper een seconde lang, en in de wetenschap dat ik niemand hinder, neem ik gewoon aan dat één van die wagens naar de andere claxonneert, dat gebeurt namelijk wel meer in de buurt.

Ik fiets dus door, zonder handen, en ter hoogte van de Helenalei leg ik mijn handen terug op het stuur, teneinde te kunnen anticiperen op het verkeer aldaar. Ik fiets dan ook verder met mijn handen op het stuur en merk dat dezelfde politiewagen me voorbijsteekt en halt houdt op punt aangeduid met (2) op bijgevoegd plan. Daar ik in de Wijnstraat woon, sla ik de Wijnstraat in en zet er mijn fiets vast op punt (3). Ik merk dat de politiewagen naar achteren rijdt, mijn straat indraait en naast mij halt houdt.

Ik word op mijn inbreuk gewezen, en ik erken deze. Hierop zegt de agent in kwestie dat ze naar mij geclaxonneerd hadden, dat ik hun genegeerd had en pas na 'lange tijd doorrijden' de handen terug op het stuur had gelegd. Nu, ik hoop dat u hiervan de inconsequentie inziet. Ten eerste, hebben ze mij willen waarschuwen, en hoewel dit op een bijzonder onduidelijke manier geschiedde, impliceert dit dat mijn inbreuk nu niet zo gevaarlijk was voor de maatschappij, gezien ze mij zouden hebben laten doorrijden mocht ik onmiddellijk hebben gereageerd. Ten tweede impliceert dit, dat het feit, namelijk het 'niet reageren' zoals beschreven in de vaststellingen op het PV, de eigenlijke hoofdzaak was voor het keren van het voertuig en het interpelleren van de bestuurder, zijnde mezelf. Ik heb mij bij de interpellatie beleefd verontschuldigd, en nogmaals mijn inbreuk erkend en ook gemeld dat ik onmogelijk kon weten dat precies ik degene was naar wie werd geclaxonneerd en dat ik hen dus per definitie niet eens heb kunnen negeren.

Ik geef toe, dat ik tot dusver mijn juridisch bezwaar nog niet heb aangehaald, maar enkel de feiten heb beschreven. Indien het politiereglement vooropstelt om 'de inwoners te laten genieten van de voordelen van een goede politie' dan heb ik bij de motivatie en ijverigheid van de dienstdoende agent toch serieuze bedenkingen. Want, als u mijn argumentatie en beschrijving van de feiten indachtig blijft, blijkt duidelijk dat niet de overtreding, maar wel het zogenaamde 'negeren' aan de grondslag lag van mijn boete. Ik besef dat een 'goede politie' een nogal arbitrair en subjectief gegeven is, en de bedoeling van die terminologie kan natuurlijk naar ieders goeddunken ingevuld worden. Ik heb altijd geleerd correct en eerlijk te zijn, en heb respect voor orde en gezag. U kan het nakijken, ik ben 27 jaar, en ik heb tot dusver welgeteld één boete gehad, en dat was voor slecht sorteren. Wat ik dus onder een 'goede politie' begrijp, is een politie die waakt over het welzijn van de burgers en die burgers behoedt voor misdaden en onrecht. Ik geef nogmaals toe dat ik tegen de letter van de wet heb gehandeld, maar ben de geest van de wet indachtig geweest, gezien ik steeds de controle heb over mijn voertuig. Maar, zonder zelf te willen oordelen, indien u bijgevoegd relaas een illustratie vindt van een 'goede politie' die de burger kan laten genieten van diens voordelen, dan vrees ik dat ik daar verder geen enkel ander juridisch bezwaar tegen kan inbrengen.

Met vriendelijke groeten,
AA



*UPDATE*


Gisteren, op zaterdag 27 oktober 2007, werd ik andermaal staande gehouden door Agenten-op-de-Fiets.

- 'Ja, ik weet het, mijn licht staat niet aan. Mijn dynamo is er onlangs af getrokken en ik heb hem nog niet kunnen laten maken.'

- 'Mogen wij uw identiteitskaart even zien, mijnheer?'

- '...'


Ik denk dat ik nu geen bezwaar meer ga aantekenen.

Toon vs Stad Antwerpen: 't Stad wint.

dinsdag 16 oktober 2007

En in Gent.

Ik was dus omstreeks half vijf in Gent aangekomen, alwaar ik aan het Sint Pietersstation Tram 1 nam richting centrum. Ik had geen idee van waar ik precies moest uitstappen en toen ik dat uiteindelijk deed heb ik - als echte vent natuurlijk - op instinct en oriëntatie de Vooruit gevonden, vervolgens de Boekentoren, dan de Plateaustraat en ten slotte te straat waar ik met haar had afgesproken. Zij was er nog niet, want we hadden pas om vijf uur afgesproken. Maar thuis had ik me staan vervelen, dus dacht ik, tja kan ik evengoed vroeger vertrekken en alvast wat door Gent kuieren. En dat heb ik, zoals u ongetwijfeld net heeft kunenn lezen, dan ook maar gedaan.

Bon, daar zaten we dan, voor het eerst nuchter en meteen die eerlijke, spontane gesprekken over Het Leven Zoals Het Is – Onszelf. Het plan om quiche te gaan eten werd na een halve fles rode wijn opgevolgd, en we begaven ons naar de Sint Pieters Nieuwstraat alwaar quicherie Thalia volzet bleek. Niet getreurd, ook in de Vooruit serveert men eten, en quiche op de koop toe. Er was weliswaar slechts eentje over, met aubergines en zo, en die mocht ik dan hebben. Zij at spaghetti. Het kwartlitertje rode wijn was niet voortreffelijk, doch volstrekt consumeerbaar.

We aten en praatten. We rookten een sigaret aan de toog. Aan tafel mocht dat niet.

Ze vroeg me om hoe laat mijn laatste trein terug was. Dat was om vijf na elf, maar ik zei haar dat ik kon blijven overnachten bij Arthur, een vriend die in de Zebrastraat woonde, en of ze een plan had van Gent. Dat had ze niet. Maar Mappy.be zou soelaas brengen.

Terug op haar kot, werd er nog wat verder gebabbeld. Ik wilde een poging ondernemen de fles te ledigen, maar wist mijn enthousiasme dienaangaande wijselijk te temperen. Omstreeks elf uur, werden we beiden moe. En in de wetenschap dat ze in alle vroegte les had, stelde ik haar voor om mij buiten de sjotten, indien ze wilde gaan slapen. Dat deed ze.

Onderweg stuurde ik een bericht naar Arthur om te zeggen dat hij me kon verwachten. En de fles wijn in de hand, stapte ik neuriënd op Civil War van Guns n’ Roses, de vaart af. Ik stopte met neuriën toen na twee minuten mijn I-pod uitviel, wat mij evenwel niet belette mijn weg richting Zebrastraat te vervolgen, alwaar ik slechts vijf minuten later zou aankomen. De magnetische inkomkaart zou in de brievenbus zitten, maar waar de brievenbussen zich bevonden, werd hierbij niet gespecificeerd. Een eerste gevelonderzoek bracht geen antwoord, en de beveiligde poort bleef derhalve gesloten.

Arthur wakker bellen leek me de enige mogelijkheid, maar bood geen oplossing, daar hij onbereikbaar bleek en bleef. Toen iemand de poort binnenkwam, vroeg ik deze persoon mij mee binnen te laten, geen probleem. Ik stapte, de fles nog steeds stevig in de hand, richting inkom van het trendy appartementencomplex, vond de brievenbus, maar niet de magnetische inkomkaart. Ik belde aan, maar de stilte die volgde was even treffend als de donkerte achter de ramen. Arthur zelf was nog steeds onbereikbaar. Van mijn hart maakte ik een steen en belde haar dan maar op, om haar te vragen of ik – niet mijn schuld, echt – niet in haar zetel mocht slapen. En om mij in duizend bewoordingen te verontschuldigen dat ik haar had wakker gemaakt. Maar ook zij gaf niet thuis. En Arthur opnieuw, ook niet. Zij nog altijd niet. En Arthur ook niet.

Ik zette mij dus op een bankje, dronk een slokje wijn, rookte een sigaret, en belde opnieuw. Niemand.

Of ik binnensmonds dan wel luidop heb gevloekt, kan ik me niet meer precies herinneren. Ik stond op en stapte terug naar de poort, die van binnenuit met een code kon worden opengedaan. Een code die ik niet had. Ik klom voorzichtig tot halverwege, zette de fles wijn bovenop de poort, die daar wonderwel stabiel en stevig bleek te kunnen blijven staan, en klom de poort over. Ik klom terug halverwege, nam de fles wijn, en liet ze vallen. Ik herinner me dat ik toen luidop heb gevloekt.

Er zat dus niets anders op dan terug te stappen naar haar kot, en hoopte dat ze het niet erg zou vinden. Op het gelijkvloers brandde nog licht, daar woonde haar broer, die we na het eten gedag waren gaan zeggen. Ik belde aan, wachtte even, maar ze bleek reeds afgezakt richting dromenland. Ik drong niet aan en belde aan bij haar broer. Verbaasd, maar toch lichtelijk geamuseerd liet hij me binnen en bood me een zetel en slaapzak aan. Er zat nog een vriend van hem, die we eerder op de avond ook hadden gezien, en die begon, met een fijne glimlach – hoe zou u zelf zijn – het één en het ander te vragen. Nieuwsgierigheid is geen ondeugd.

‘Of ik verliefd was’ vroeg hij. Haar broer lachte. Ik minder. ‘Pas op het is geen gemakkelijke’ vervolgde hij, waarop ik antwoordde dat me dat interessanter leek dan wél een gemakkelijke, en dat botsen op dezelfde golflengte hoegenaamd geen kwaad kan. ‘Daar zit iets in’ vonden beiden. Wat leek op een tweede sollicitatieronde, leek goed op gang te komen. De vriend vertrok huiswaarts, en haar broer en ik babbelden nog even voort.

De volgende ochtend berichtte zij me dat haar GSM op stil stond, dat het haar speet en ze vond het wel grappig dat ik alsnog bij haar broer was verzeild. Nuja, ik kon er de humor wel van inzien. Arthur blijkbaar ook, toen hij me wat later die ochtend belde om zich te verontschuldigen dat hij mij (en ik citeer) ‘compleet vergeten was’ toen hij bij zijn vriendin was blijven slapen. Hij lachte iets te uitbundig naar mijn zin.

Ik ben om 10u thuisgekomen, heb bij dit schrijven nog geen koffie gehad, maar dacht dat u, haar nieuwsgierige nicht, wel wilde weten wat er gisterenavond zoal gebeurd is.


*


Indien u wacht op een clou, die is er niet.